top of page

Articulatie

Articulatie gebruik je om klanken te maken, die woorden en zinnen vormen. Hoe goed deze woorden en zinnen door de leerlingen worden begrepen, heeft voor een belangrijk deel te maken met de manier waarop je het uitspreekt. Wat kun je met je uitspraak doen om het de oren van je leerlingen gemakkelijker te maken, zodat je verhaal goed te volgen is? Hoe kun je ervoor zorgen dat je spraak niet afleidend is, maar dat je juist de aandacht trekt en erbij houdt? Het uitgangspunt van articulatie moet daarom zijn: comfortabel en verstaanbaar spreken.
Eutonie van de articulatiespieren
Ontspannen
kaakspieren
Steunpilaren van de spraak
Stemprojectie
Mimiek
Accent en dialectinvloed
Net als bij de lichaamshouding gaat het bij spraak om het juiste evenwicht tussen spanning en ontspanning van spieren: eutonie.
 
De spieren die je voor een verstaanbare uitspraak actief gebruikt zijn:
  • de tongspieren
  • de spieren van je lippen
De spier die juist zo ontspannen mogelijk moet blijven:
  • kaakspier
Veel mensen praten onbewust met gespannen kaakspieren, denk maar aan de burgemeester van Amsterdam Femke Halsema. In onderstaand filmpje zie je bijvoorbeeld dat haar kaken amper van elkaar bewegen. Wat doet dit met jou als toehoorder?
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Een voorbeeld van een beroepsspreker, die juist met een ontspannen kaak articuleert is Arno Lubbinge, voice-over bij SBS: 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Het ontspannen van je kaken tijdens het spreken heeft vooral effect op je klinkers: aa, a, ee, e, oo, enzovoort. Als je een spreker vergelijkt met een gitaar, dan is het lijf de klankkast, zijn de stembanden de snaren en is de mond het klankgat.
Zou er in een akoestische gitaar géén klankgat zitten, dan krijg je een heel stil bedompt geluid (denk maar aan een onversterkte elektrische gitaar). Als je je mond niet voldoende opent tijdens het spreken en je je klankgat dus amper gaat gebruiken, dan heeft dat een negatief effect op je stem.
De 'aa' is de klank in het Nederlands, waarbij je je mond het verst open doet. Het gemakkelijkst om jezelf aan te leren om met ontspannen kaakspieren te spreken, is bij woorden met een 'aa' je mond iets meer open te doen dan je gewend bent. Dus niet overdreven opensperren, want dan zet je weer spanning op je kaakspieren. Je laat je kaak gewoon losjes open vallen. Het kan ook helpen om de verbinding tussen je schedel en je kaak te ontspannen. Dit heet de temporo-mandibulaire verbinding, waar je de kauwspier voelt opwippen als je op je kiezen bijt. Met een open, ontspannen kaak vorm je een kanaal waardoor je stem optimaal naar buiten kan komen, zodat je beter verstaanbaar wordt tot achterin het klaslokaal.
De medeklinkers (p, t, d, k, enzovoort), zijn de steunpilaren van je spraak. Als de medeklinkers slap worden uitgesproken, dan wordt je uitspraak één vormloze woordenbrij. Denk maar aan iemand die dronken praat.
Het actief uitspreken van medeklinkers is dus onontbeerlijk voor de spraakverstaanbaarheid. We hebben het dan wel over een 'pittige' spraak, waarbij je de tong- en lipspieren actief in beweging zet.
 
Om het verschil te voelen kun je een contrastoefening doen:
  1. Zeg eerst met een slappe tong en lippen:                                                        "Pittige PowerPoint presentatie"  Het zal ongeveer klinken als:                    "Pfiddige PwowerPfoind Pfresendasie
  2. Zeg het nu opnieuw, maar dan met met actieve tong en lippen:
        "Pittige PowerPoint presentatie"
 
Voel en hoor je het verschil?
 
Je merkt dat het ontspannen openen van je kaak, samen met het actief inzetten van je tong en lippen ervoor zorgen dat je beter verstaanbaar wordt. Het pittig uitspreken van medeklinkers laat je stem als het ware als een pingpongballetje naar buiten 'ploffen'. De ontspannen kaakopening vormt daarbij een open kanaal, om je stem mooi naar buiten te laten komen. Dit zorgt voor een optimale stemprojectie: het maakt dat je stem beter naar buiten komt, de klas in.
Naast een goede verstaanbaarheid en stemprojectie, zorgt een actieve articulatie en ontspannen mondopening voor meer beweging in je hele gezicht. Je gezicht is dan allesbehalve vlak en wordt 'sprekend'. Je zet je mimiek in, passend bij je boodschap. Mimiek en articulatie gaan altijd samen en zorgen voor een extra visuele ondersteuning van je boodschap.
Tot slot: hoe zit dat dan met dialectinvloeden en accenten? Ook hier vinden we het belangrijk dat je je eigenheid blijft behouden in het spreken, tenzij het afleidend is voor je leerlingen. Dus als die oer-Rotterdamse natte 't', bij jou en je roots hoort en je leerlingen worden er niet door afgeleid, dan is er geen bezwaar. Hoor je echter regelmatig "Wat zegt u?", dan is het de moeite waard om na te gaan wat er nu voor zorgt dat je slecht verstaanbaar bent.
bottom of page